‘Can we go scream tonight?’ HME start Vietnamjaar | Maritiem Nederland
Nieuws
Bezoek handelsmissie aan Bach Dang Shipyard in Haiphong

‘Can we go scream tonight?’ HME start Vietnamjaar

Martin Bloem | dinsdag 11 juli 2006

Op woensdag 22 februari openden Wervenorganisatie Vinashin uit Vietnam en branchevereniging Holland Marine Equipment het Holland-Vietnam Shipbuilding Co-operation Year. Een belangrijke dag voor de relaties tussen de Vietnamese en de Nederlandse scheepsbouwindustrie. Maar wat wil scheepsminnend Nederland nu bereiken in dit ontwikkelingsland?

“Mensen, klimaat, cultuur, keuken en landschap: Vietnam is geweldig. Iedereen die er een keer is geweest, zal dit direct beamen. Stel je je open op, dan is iedere Vietnamees binnen de kortste tijd je vriend. Maar elke vriend stelt zijn eisen. Als iemand je uitnodigt om te komen eten of zijn familie 360 kilometer verderop te bezoeken, dan kun je hoogstens de datum uitstellen, maar een uitnodiging afslaan betekent al gauw het einde van je vriendschap.” Aan het woord is Arnout IJzermans, namens het Barneveldse bedrijf Ned-Deck Marine, gestationeerd in Hanoi. Doel is daar een productielocatie op te zetten voor de bouw van hun specialistische dekkranen. Het bedrijf wil meer productiecapaciteit tegen lage kosten in een dollarland, in de buurt van de booming Chinese scheepsbouw. “China was ons te log en opportunistisch. Vietnam bleek overzichtelijker en toegankelijker. Met hulp van de Economische Voorlichtingsdienst (EVD), de Nederlandse ambassade en lokale contacten werd een goed plan opgesteld om langdurig succes in Vietnam te waarborgen.”

 

Westerse orders

De Vietnamese scheepsbouw wordt bijna volledig beheerst door de staatsholding Vietnam Shipbuilding Industry Corporation, kortweg Vinashin. De organisatie omvat twintig scheepswerven en meer dan dertig andere ondernemingen, variërend van een eigen rederij tot een financieringsmaatschappij en eigen toeleveranciers. Er werken in totaal 17.000 mensen. De grotere werven bevinden zich met name in het Noorden van Vietnam, een regio met een industriële traditie en infrastructuur, en in het zuiden rond Ho Chi Minh City. Een derde centrum van scheepsbouwactiviteit is er tussenin gepland, rondom de bestaande joint venture Hyundai-Vinashin Shipyard.

De ontwikkeling van de scheepsbouw in Vietnam bevindt zich in de derde fase. In de eerste twee zijn de werven klaargestoomd voor productie van schepen tot 100.000 Dwt. In de nu ingezette, derde periode tot 2010, wil Vinashin de infrastructuur en technische voorzieningen van een aantal scheepswerven aanpakken om grotere schepen te kunnen bouwen. Ook gaan deze werven de offshoremarkt en de marine bedienen, en materialen voor de scheepvaart produceren en assembleren. Aan het eind van de derde fase moet de eigen equipmentproductie 60 tot 70 procent bedragen. Vietnam wil in 2010 hetzelfde niveau bereiken als andere scheepsbouwlanden in de regio.

 

IJs gebroken

Voor de Vietnamezen ligt de crux in het boeken van orders voor westerse rekening. Vorig jaar ging het eerste bedrijf overstag. Het Britse Graig Investments plaatste een order voor de bouw van zeventien drogeladingschepen van elk 53.000 Dwt; goed voor een slordige 270 miljoen euro omzet. Toen dit ijs gebroken was, volgden snel andere partijen, gelokt door de beloofde korte levertijden en de lage productiekosten. MPC (Duitsland), Clipper en Fabricius (Denemarken), Midland Shipping (Canada), Fortune Marine (Zuid Korea) en Japanse reders hebben inmiddels orders geboekt bij de Vinashin-werven.

Ook Nederland is van de partij. Rensen bouwt een aantal series multi purpose coasters van 2.000 tot 10.000 ton die Nederlandse uitrusting zullen krijgen. Er is permanente bouwbegeleiding en diverse Nederlandse onderleveranciers zullen de afbouw begeleiden. Het Duitse Briese Schifffahrt besloot eveneens tot bouw in Vietnam, koos een partner buiten Vinashin, maar introduceerde verschillende Nederlandse leveranciers op de markt. Ook Damen Shipyards is er actief en heeft inmiddels een bloeiende scheepsbouwactiviteit op een partnerwerf in Haiphong.

 

IJzersterke positie

Voor HME ‘begon’ Vietnam midden jaren negentig van de vorige eeuw. Hoewel het land toen onbeduidend was op het wereldtoneel van de scheepsbouw, zagen enkele Nederlandse bedrijven er mogelijkheden in. Er werd een handelsdelegatie opgetuigd, maar helaas gooide de Azië-crisis roet in het eten. Vietnam leed ook onder de malaise en het plan viel in duigen. Eind 2004 lukte het wel. Moreel gesteund door een positieve marktstudie ging een delegatie van acht HME-leden op avontuur. De industrie bleek al aardig op gang en in het reisverslag viel te lezen: “De scheepsbouwindustrie staat nog in de kinderschoenen, maar binnen een jaar of twee zullen de eerste westerse orders vallen en zullen de concurrenten zich op deze markt storten.” Het plan voor een ‘Vietnamjaar’ werd geboren.

Het Vietnamjaar is een initiatief van ongeveer twintig HME-leden en heeft intensivering van de maritieme handelsrelaties tussen Nederland en Vietnam als doel. Dat gebeurt door het organiseren van handelsmissies, inkomende missies, een Vietnamese website, technische samenwerking, marktstudies, maar ook door uitwisseling van studenten. Dat laatste waarderen de Vietnamezen overigens zeer. De huidige generatie managers is bij oude communistische bondgenoten opgeleid. Zo heeft een land als Polen een ijzersterke positie opgebouwd in de Vietnamese scheepsbouw. Opleiding van toekomstig management is een diepte-investering, maar daarom niet minder waardevol.

Toch is de vraag ‘waarom Vietnam?’ een terechte. De orderboeken puilen elders eveneens uit: business te over, ook op de West-Europese markt. De keuze voor Vietnam hangt met een aantal factoren samen. Ten eerste zal de huidige orderhausse niet eeuwig aanhouden en de verwachting is dat de scheepsbouw op den duur het best zal gedijen in lagelonenlanden. Vietnam biedt die lage kosten zonder meer. Bovendien is de bevolking in het algemeen hardwerkend en bereid te leren. En er is een basisinfrastructuur voor de scheepsbouw. Maar misschien wel het belangrijkste is dat het land overzichtelijk is en het type schepen dat men er bouwt goed past bij de Nederlandse industrie. Het gaat hier dus met name om een investering in de toekomst.

Intussen blijkt de campagne vruchten af te werpen. Zo werkte de Nederlandse ambassadeur, André Haspels, mee aan de ceremoniële opening van het Vietnamjaar door HME en Vinashin. Dat leidde tot veel persaandacht: Nederland was prominent op tv, zowel in de nationale pers als in vakbladen. De deelnemende bedrijven werden extra in het zonnetje gezet.

 

Dollars, dongs en diensten

Zakendoen in een communistisch land valt niet mee. Vaak is onduidelijk wie nu eigenlijk de baas is. Complexe organisatiestructuren met people's committees, districthoofden, industriebazen, partijmensen en management boards maken het volstrekt onhelder wie de regels bepaalt en met wie je moet onderhandelen. IJzermans: “Eén ding is wel duidelijk: vanuit Nederland valt niets te regelen. Als investeerder moet je bereid zijn veel tijd hier door te brengen. Die tijd en het opgebouwde vertrouwen zijn ook niet te koop. In Vietnam kent men drie valuta’s: dollars, dongs en diensten. Die laatste verkrijg je alleen door energie te steken in persoonlijke contacten. Tegenwoordig houd ik een kwart van mijn tijd vrij om mijn nieuwe vrienden te bezoeken, met hen mee te gaan om een Bia Hoi te drinken of hen met mijn gekrijs uit een karaokehok te verjagen: ‘Mister Arnout, can we go scream again tonight?’ Met geld koop je tastbare producten, voor al het andere heb je een grote zak vriendschap nodig. Bij inkoop van materiaal of componenten valt vaak slecht te onderhandelen over de prijs, maar als je een beetje bevriend bent met iemand zal hij zeker bereid zijn allerlei extra diensten te leveren, zoals certificaten, kwaliteitstesten, afleveren en op voorraad leggen, installeren en commissielonen.”

De Vietnamese scheepsbouw groeit sterk, mede door steun van de overheid. De groei biedt in eerste instantie kansen voor reders, werven en maritieme toeleveranciers die zich vooral op het lowtech-segment richten. De loonkosten zijn laag en de markt is groeiend en divers. In een informeel gesprek met Vinashin-topman Nguyen Quoc Ahn liet deze zich ontvallen dat tempo en management van de groei hem zorgen baren. Wat niet verwonderlijk is, want om de ontwikkeling te faciliteren is het noodzakelijk om technieken uit westerse landen, Zuid-Korea en Japan te importeren. Hiermee slaat men vele stappen in de ‘natuurlijke’ ontwikkelingscurve van de scheepsbouw als het ware over. Koppeling van systemen, ontwerp en het optellen van kwaliteitseisen vormen dan ook vaak een grote horde – die men veelal pas ter plekke weet te nemen. Om dit probleem te verhelpen, zijn de grotere werven steeds meer bereid om tijd en geld te investeren in (westerse) diensten. Hierdoor neemt op korte termijn de lokale toegevoegde waarde af, hetgeen strijdig is met de centrale doelstellingen. Maar het biedt overduidelijk kansen voor leveranciers van turn key-projecten, een vakgebied waarop Nederland excelleert.

 

www.hme-vietnam.com

Partners Maritiem Nederland