Tonnageregime vraagt om een update | Maritiem Nederland
Achtergrond
Nederlandse steenstorters vallen niet onder het regime, in andere landen wel. Er lijkt sprake van een ongelijk speelveld.

Laatste aanpassing is van tien jaar geleden


Tonnageregime vraagt om een update

De Koninklijke Vereniging van Nederlandse reders (KVNR) heeft de Nederlandse overheid gevraagd het tonnageregime aan te passen en te moderniseren. Nu vallen nieuwe typen schepen vaak buiten de boot omdat ze niet op de lijst voorkomen. De redersvereniging pleit voor een ‘techniek neutrale’ lijst van kwalificerende schepen die in aanmerking komen voor de belastingmaatregel. Zo moeten schepen die zich begeven in nieuwe markten als de offshore wind ook snel van het regime gebruik kunnen maken.

Het tonnageregime is in 1996 in werking getreden. Het is een apart fiscaal regime voor de internationale zeevaart dat in de meeste maritieme landen in de wereld wordt toegepast. Onder meer de OESO stemde in met het regime en de Europese Unie vindt het geen verboden staatssteun. Het regime houdt in dat de reder belasting betaalt over zijn tonnage aan schepen en niet over de behaalde winst in een bepaald jaar.

De reder maakt voor tien jaar de keuze of hij onder het regime wil vallen. Dat kan zowel voor- als nadelen hebben. In jaren van winst betaalt de reder immers belasting, maar in jaren van verlies eveneens. Reders die besluiten niet meer onder het regime te willen vallen, krijgen te maken met het standaardregime van de vennootschapsbelasting en betalen belasting over de winst. Voordeel hiervan is dat de reder zijn verliezen kan verrekenen.

Tien jaar oud

De laatste aanpassing in het tonnageregime werd tien jaar geleden gemaakt. In 1996 werden vier nieuwe typen schepen toegevoegd, onder meer kabelleggers en onderzoeksschepen. Deze schepen vielen vanaf dat moment onder het regime. Omdat in de jaren daarna veel in de maritieme sector is veranderd, denk alleen al aan de opkomst van de windmolenparken, vindt de redersvereniging het tijd voor een update.

“De vraag was welke type schepen nog toegang hadden tot het regime en of dat nog wel strookte met de nieuwe type schepen die nu varen”, vertelt Lodewijk Wisse, beleidsadviseur fiscale en juridische zaken van de KVNR. “Tien jaar geleden waren we niet of nauwelijks windmolenparken aan het bouwen op de Noordzee. Dat is de laatste jaren fors toegenomen. Daarom hebben we een verbetervoorstel voor het tonnageregime ingediend bij de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Financiën. Want een update blijkt vanwege de veranderingen in de markt hard nodig.”

Hoe vreemd het soms kan gaan, blijkt uit het feit dat een kabellegger die de kabels voor de windmolenparken over de zeebodem naar de vaste wal legt al wél onder het tonnageregime valt, maar de stenenstorter die nauwkeurig de kabels veilig met een laag stenen bedekt, nog niet.

Level playing field

In de meeste Europese landen vallen de stenenstorters en andere moderne schepen van de laatste jaren wel onder het daar geldende tonnageregime. Cyprus bijvoorbeeld heeft van de Europese Commissie goedkeuring gekregen voor een techniek neutrale regeling van kwalificerende schepen en daar vallen stenenstorters dus wel onder het tonnageregime. Omdat dit in Nederland nog niet het geval is, is er volgens de KVNR sprake van een ongelijk speelveld. “Met onze aanpassing van het tonnageregime willen we het gelijke speelveld weer herstellen. Want de komende jaren worden er nog veel windmolenparken aanbesteed en gebouwd.”

‘Kabinet zou tonnageregime ook toe moeten passen voor de aanleg van windparken op zee’

Het ongelijke speelveld zou er voor kunnen zorgen dat de kostprijs voor een Nederlandse reder voor werk in de offshore wind hoger is dan voor buitenlandse reders. Hierdoor zouden ze moeilijker kunnen concurreren, ze lopen een groot risico dat ze bij een tender te duur zijn. “En dat zou heel erg zonde zijn. Dus moeten we het regime een beetje bijtrekken. Dat vinden wij als KVNR niet alleen. Ook de Vereniging van Waterbouwers, de IRO en de Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA) delen dit standpunt.”

Wisse realiseert zich dat er heel wat voor nodig is om het tonnageregime aan te kunnen passen. Zo moet er een wetswijziging komen waar Brussel mee moet instemmen. Omdat Cyprus die toestemming al heeft, moet dat echter geen probleem zijn. “We beseffen goed dat dit tijd kost en dat dit niet morgen is geregeld, maar de eerste stappen moeten wel nu worden gezet.”

Andere regelingen

Het fiscale maritieme vestigingsklimaat bestaat naast het tonnageregime nog uit twee maatregelen, de afdrachtvermindering zeevaart en de willekeurige afschrijving zeeschepen. Bij de eerste krijgt de reder een korting op de af te dragen loonbelasting voor zeevarenden. Deze maatregel moet de werkgelegenheid en de concurrentiepositie van de Nederlandse zeevaart bevorderen. Het is een goedgekeurd regime waar – net als bij het tonnageregime – veel landen gebruik van maken.

Bij de willekeurige afschrijving zeeschepen heeft de reder een bepaalde mate van vrijheid in de afschrijving van zijn schepen. Hij kan een schip bijvoorbeeld in drie jaar afschrijven in plaats van in tien jaar. Het betekent dat de reder zijn kosten naar voren haalt. De resterende zeven jaar kan hij dus niets meer afschrijven. Het is overigens wel zo dat de reder moet kiezen voor het tonnageregime óf voor de willekeurige afschrijving. In het tonnageregime is fiscaal afschrijven namelijk niet toegestaan.

Concurrentienadeel

Voor Van Oord is met name het argument dat Nederland niet in de pas loopt met omliggende landen het meest relevant. “Ten aanzien van tonnagewetgeving zijn landen als Denemarken significant flexibeler, lees goedkoper”, vertelt woordvoerder Robert de Bruin. “Dit betekent dus een direct concurrentienadeel. De analyse is dat Nederlandse  wetgeving een te beperkte definitie hanteert. Wij zijn daarom in gesprek met het ministerie van IenW om specifieke punten voor Nederlandse waterbouwers en offshore bedrijven, zijnde geen transportschepen, te bespreken en toe te lichten.” Naar verwachting brengt het ministerie van IenW hierover eind oktober advies uit aan het ministerie van Financiën.

Kamervragen over tonnageregime

De CDA Tweede-Kamerleden Agnes Mulder, Wytske Postma en Pieter Omtzigt hebben staatssecretaris Vijlbrief van Financiën, minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat en minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat op 28 september vragen gesteld over de toepassing van het tonnageregime voor de offshore sector en de kosten van de aanleg van windparken op zee. De Kamerleden willen van de bewindspersonen onder meer horen welke type schepen of activiteiten voor toepassing van het tonnageregime in Nederland afwijken van vergelijkbare regimes in andere Europese landen. Zij vragen zich af wat het betekent voor de kosten van activiteiten die nodig zijn voor de aanleg van windparken op zee.

Het zou volgens de Kamerleden hierdoor zo maar mogelijk kunnen zijn dat het aanleggen van een windpark op zee in Nederland duurder wordt dan elders en dat dit effect kan hebben voor de keuzes van partijen die windmolens op zee willen ontwikkelen. Verschillen in de toepassing van het tonnageregime kunnen ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven bij de aanleg van windparken op zee duurder zijn dan bedrijven uit het buitenland. Tot slot willen de Kamerleden weten of de bewindslieden aanleiding zien het tonnageregime zodanig aan te passen dat het ook toegepast kan worden op activiteiten in het kader van de aanleg van windparken op zee.

De staatssecretaris en de ministers moeten de vragen binnen zes weken beantwoorden.

Partners Maritiem Nederland