‘De stijgende lijn is ingezet’ | Maritiem Nederland
Achtergrond
Rob Kramer: 'Zeemanschap blijft noodzakelijk, ook al komen er steeds meer autonome systemen bij.'

Interview Commandant Zeestrijdkrachten Rob Kramer


‘De stijgende lijn is ingezet’

Jan Spoelstra | maandag 9 december 2019
Marine

Na 25 jaar van bezuinigingen is het voor Defensie wennen dat er weer meer dingen kunnen. Een nieuwe CAO zorgt voor betere arbeidsvoorwaarden, reserve-onderdelen zijn weer beter beschikbaar en CZSK Rob Kramer zet in op aantrekkelijke internationale oefenprogramma’s met verschillende eenheden. Twee zaken gaan niet snel genoeg: de besluitvorming rond de vervanging van de onderzeeboten en de M-fregatten.

Rob Kramer is inmiddels twee jaar de commandant zeestrijdkrachten, de eerste hoogste man bij de Koninklijke Marine die de organisatie uit een dal qua beschikbaar budget en middelen mag loodsen. Na 25 jaar bezuinigen bij de volledige defensieorganisatie kwam er onder het huidige kabinet eindelijk budget bij. Dat gebeurde tegen de achtergrond van een Amerikaanse president die de bondgenoten van de NAVO maant tot het kunnen ophouden van de eigen broek en een dreigende handelsoorlog met China. “Als mens en als vader is het jammer om te moeten constateren, maar het is hard nodig dat we in de toekomst in het hoogste geweldsspectrum kunnen blijven opereren. Om relevant te blijven wordt daar hard aan gewerkt. Daarnaast wil ik herhalen wat ik bij mijn speech zei toen ik twee jaar geleden aantrad. De mensen zijn het allerbelangrijkste.”

Afgelopen zomer werd er een nieuwe CAO voor Defensie gesloten. Kramer: “Dat is een Haags proces geweest, maar ik heb er samen met mijn collega’s van andere Defensie-onderdelen wel continu de druk op moeten houden dat er betere voorwaarden moeten komen voor onze mannen en vrouwen.” Zo stijgt het salaris over het hele loongebouw met gemiddeld zo’n 8%. Ook kreeg de bemanning voorheen slechts een dag gecompenseerd wanneer ze een weekend van huis waren op oefening. Verder is de vaartoeslag omgezet in een gunstigere oefentoeslag. Ook wil Kramer aantrekkelijkere havens en vaarprogramma’s. “Oefeningen met verschillende eenheden, combinaties van fregatten, onderzeeboten, vliegtuigen een helikopters, liefst in internationaal verband. Door veel samen te oefenen versterken we elkaar in het uiteindelijke product: het leveren van slagkracht op en vanaf zee.”

‘Door veel samen te oefenen versterken we elkaar in het leveren van slagkracht op en vanaf zee’

De ‘verzekeringspolis’ – zoals Defensie wel wordt genoemd – moet anno 2019 een hogere dekking krijgen. Zo is de vervanging van de mijnbestrijdingsvaartuigen inmiddels onderweg en bouwt de Franse Naval werf de schepen voor de Belgische en Nederlandse Marine. Dat is wel zes jaar later dan gepland. Hetzelfde geldt voor de M-fregatten, daar is het wachten nu op de B-brief waarin de minister de Tweede Kamer inlicht over wat de Koninklijke Marine nodig denkt te hebben en hoe we van plan zijn de schepen te verwerven; 2026 is dan het vroegst denkbare scenario waarop de nieuwe M-fregatten in de vaart komen. Onderzeeboten zitten in dezelfde fase van besluitvorming, maar duren langer om te ontwikkelen en bouwen.

Het hoogste geweldsspectrum... Wat moet de Marine kunnen?

“Een belangrijke dreiging om ons tegen te wapenen zijn de ballistische raketten. Die hebben tegenwoordig een range van enkele duizenden kilometers en vliegen met zeer hoge snelheid. Het detecteren kunnen wij al met de Smart L Extended range radar die we net aan boord van het LCF fregat De Zeven Provinciën hebben geïnstalleerd. Maar voor het uit de lucht halen van deze ballistische raketten, die inmiddels tot in de ruimte vliegen voordat ze op hun doel neerdalen, hebben we echt de standard missile 3 nodig. Momenteel kunnen Nederlandse schepen ballistische raketten alleen detecteren; na een dataverbinding met andere schepen kunnen ze uit de lucht worden gehaald. Het is een gegeven dat ballistische raketten steeds verder vliegen en dat de techniek hiervoor in veel landen beschikbaar is. Daar moeten we echt tegen kunnen optreden.”

Ik denk bij een hoog geweldsspectrum ook aan onderzeeboten en vliegdekschepen.

“Een tweede taak die we moeten kunnen blijven uitvoeren is het bestrijden van onderzeeboten. Dat is de reden dat we nieuwe M-fregatten nodig hebben. Daarnaast wil ik met onze fregatten ook mee kunnen varen met Engelse, Franse en Amerikaanse vliegdekschepen om deze te beschermen. En tot slot moeten we onze specialistische onderzeebootcapaciteit op niveau houden, en als land investeren in nieuwe onderzeeboten. Met de huidige internationale geopolitieke verhoudingen is een tweede plaats niet meer goed genoeg. We moeten echt die taken in het allerhoogste geweldsspectrum aankunnen.”

Gaat het allemaal snel genoeg?

“Nee. Natuurlijk wil je altijd sneller je materieel op orde hebben. Maar ik heb de zorgvuldigheid waarmee grote investeringsbeslissingen in defensiematerieel worden genomen wel leren waarderen. Dat past helemaal in onze parlementaire democratie. Er vindt geen corruptie plaats bij de aanbesteding voor Nederlandse marineschepen en er wordt goed nagedacht over waar we materieel betrekken. Zo stonden we onlangs voor de keuze om zelf drones te ontwikkelen voor de Marine, of deze uit China te betrekken. Toen hebben we er met het oog op spionagegevaar heel nadrukkelijk voor gekozen om zelf drones te ontwikkelen.”

Hoe staat het momenteel met de beschikbaarheid van reserve-onderdelen?

“Die is dankzij de verhoging van onze budgetten sterk verbeterd. We zaten tot enkele jaren geleden op een leveringsbetrouwbaarheid van 20 à 30%. Die is inmiddels gestegen naar 70%. Dat is natuurlijk ook heel fijn voor onze mensen die vaak weer zonder gedoe hun taken kunnen uitvoeren. Maar er ligt nog steeds een uitdaging. Veel van onze schepen zijn oud. Reserve-onderdelen zijn niet altijd meer beschikbaar, soms moeten ze opnieuw geproduceerd worden, ligt de productie er van inmiddels stil. Dat maakt onderhoud dan weer steeds duurder.”

Autonome systemen

Momenteel bouwt de Franse Naval werf aan een serie nieuwe mijnbestrijdingsvaartuigen voor de Nederlandse en Belgische marine. Anno 2019 varen de mijnbestrijdingsvaartuigen een mijn-gevaarlijk gebied in en speuren met sonar naar bodemmijnen of drijvende mijnen. Straks varen de schepen naar aanleiding van goede intelligence naar de rand van een mijn-gevaarlijk gebied, en gaan ze te werk met vier systemen om mijnen op te sporen en veilig te stellen. Allereest vliegen drones over het mijnenveld. Hiermee kan de marine een visuele inspectie uitvoeren en magnetische velden meten. Ook kunnen de drones data van de verschillende eenheden uit het mijnenveld terugzenden naar het moederschip.

‘Met de huidige geopolitieke verhoudingen is een tweede plaats niet meer goed genoeg’

Daarnaast gaan autonomous surface vessels van een meter of twaalf lang voorzien van een gesleepte sonar het veld in voor een nauwkeurigere inspectie. Een derde autonoom of op afstand bestuurbaar systeem betreft onderwaterdrones die de zeebodem afspeuren. Tot slot kan de Koninklijke Marine bij het feitelijk onschadelijk maken van de mijnen niet om duikers heen. Kramer: “Volgend jaar gaan we al testen met deze afzonderlijke systemen. Op een gechartered schip.”

Zero tolerance

We spreken Rob Kramer enkele dagen nadat er in oktober drugs aan boord van ‘Zr. Ms. Johan de Witt’ werden aangetroffen. Op het gebied van drugs kent de Marine een zero tolerance-beleid. Als je gepakt wordt lig je er uit. Het transporteren van drugs is zelfs een misdrijf (dat ook buiten de Marine niet wordt getolereerd). In beide gevallen lig je eruit en heb je voor de rest van je leven een vervelende aantekening achter je naam staan die je niet helpt bij het vinden van een baan.

Kramer: “Wij hebben bij Defensie een voorbeeldfunctie, maar we zijn geen heiligen. Onze mannen en vrouwen hebben een veeleisend takenpakket en werken aan de veiligheid van ons land. Wij werken in een krijgsbedrijf, vaak onder moeilijke omstandigheden. Als het er echt op aan komt – als mensen met een reguliere kantoorbaan aan land al lang gestopt zijn – moeten onze mannen en vrouwen door. Het kan gebeuren dat in een krijgsbedrijf met 10.500 man dan een keer iemand uit de bocht vliegt, dat gebeurt in iedere organisatie.”

Tekst gaat verder onder de foto.

Kramer denkt verder terug aan de tijd dat hij in 1982 bij de Koninklijke Marine begon. “Het is een moeilijke omgeving, weken van huis met 180 mensen aan boord, gecombineerd met werk dat veel spanning met zich mee kan brengen. In die tijd schonk de kombuis nog alcohol. Bovendien waren de regels voor havenbezoeken veel minder streng dan nu.” Tot slot heeft de Marine tegenwoordig ook vrouwen aan boord, en dat heeft volgens Kramer heel duidelijk een dempende werking op de uitingen en het gedrag van de bemanning.

Is het denkbaar dat uw manschappen meer operators worden met al die autonome systemen?

“Zeemanschap blijft noodzakelijk. Wij blazen wekelijks mijnen op de Noordzee op. Daarvoor moeten we duikers overboord zetten. Straks komen hier vele autonome systemen bij. Daar hebben we gewoon mensen voor nodig, bij de marine blijven de nautische taken nog decennia in stand. Wel gebruiken we steeds meer complexe wapensystemen, waardoor het opleidingsniveau omhoog moet. Ook zie ik gebeuren dat we steeds meer ondersteuning vanaf de wal krijgen.”

Hoe ziet die ondersteuning vanaf de wal er dan uit?

“Bij onze toekomstige M-fregatten gaan we heel nadrukkelijk inzetten op sensoren aan boord. De hiermee verkregen data willen we naar de wal zenden via militaire satellieten of in pakketjes via veilige dataverbindingen in havens, om deze daar te analyseren. Zo willen we veel inspectiewerk dat normaal aan de wal gebeurt al tijdens de vaarperiodes uitvoeren. De koopvaardij is al veel verder in deze methoden van smart maintenance, en met een focus op veilige dataverbindingen moet dat ook bij marineschepen kunnen.”

We hebben inmiddels een green deal Havens, binnenvaart en zeevaart. Wat kan de Koninklijke Marine doen?

“De Nederlandse maritieme brancheverenigingen lobbyen al jaren voor een overheid die launching customer moet zijn. Ik heb het daar met Bas Buchner (directeur Marin, red.) regelmatig over, en ons opleidingsschip ‘Van Kinsbergen’ zou zeer geschikt zijn om nieuwe duurzame technologie op uit te testen. De middelen zijn natuurlijk wel eindig en je kunt niet alles doen.”

En de overige schepen?

“Ook daar moet de Koninklijke Marine haar verantwoordelijkheid nemen. Zo proberen we vaak langzamer te varen tijdens mobilisaties, want die extra knoop aan topsnelheid vergt zeer veel brandstof. Nieuwe schepen rusten we ook niet meer uit met gasturbines, maar met dieselelektrische voortstuwing. Ook onze Ocean Going Patrol Vessels varen doorgaans rustig, met snelle FRISC’S (fast raiding interception and special forces crafts, red.) en een helikopter aan boord om de onderschepping uit te voeren. Onze fregatten moeten snel kunnen manoeuvreren, moeten hoge snelheden kunnen halen. Dan is duurzaamheid natuurlijk een extra uitdaging. Bovendien moeten we denken aan de veiligheid. Een waterstoftank onder druk met het bijkomende explosiegevaar is geen optie wanneer we in een krijgssituatie zouden zitten.”

Internationale marines werken veel samen. Zijn we op weg naar een Europees leger?

“Die vraag – en het politieke standpunt van sommige partijen over dit onderwerp – suggereert dat er niet veel gebeurt. Maar zodra een schip van ons hier de haven uit vaart, zit dit in de internationale arena. De Belgische en Nederlandse Marine zijn praktisch geheel geïntegreerd, wij onderhouden Portugese en Chileense fregatten, onze mariniers werken steeds nauwer samen met het Duitse zeebataljon, onze onderzeebootbemanning gaat in Schotland samen met de Britten in opleiding en we willen in 2021 mee varen met het Britse vliegdekschip Queen Elizabeth II. Er gebeurt al enorm veel, wij werken ontzettend veel samen.”

'Samenwerken, graag. Maar ik ben ook voor het behoud van de eigen autonomie op het gebied van veiligheid op en vanuit zee'

“Als je internationale marines nog verder wilt integreren, gaan landen zich specialiseren. Dan verlies je autonomie over je eigen eenheden. Als we de verantwoordelijkheid voor mijnbestrijding volledig bij de Belgen zouden leggen, en we ontdekken gevaarlijke situaties nabij de Eemshaven en voor de kust van Vlaanderen. Waar worden de mijnen dan als eerste geruimd? Samenwerken, graag. Kunnen we nog meer samenwerken? Ja. Maar ik ben ook voor het behoud van de eigen autonomie op het gebied van veiligheid op en vanuit zee.”

CV Rob Kramer (57)
– 2017-heden: Commandant Zeestrijdkrachten
– 2016-2017: Plaatsvervangend Commandant Zeestrijdkrachten
–  2014-2016: Commandant Netherlands Maritime Force
– 2006-2013: Commandant LCF ‘Hr.Ms. Evertsen’
– 1985-2006: Verschillende functies bij Marine
– 1981-1985: Opleiding tot marineofficier, KIM

Partners Maritiem Nederland