Opleiding tot Maritiem Officier gewild | Maritiem Nederland
Carriere
Foto: HAL

Opleiding tot Maritiem Officier gewild

Karin Broer | dinsdag 6 oktober 2015
Arbeidsmarkt

De Hogere Zeevaartschool Amsterdam, de Rotterdam Mainport University, het Maritiem Instituut Willem Barentsz op Terschelling en de De Ruyter Academy in Vlissingen. Dat zijn de vier heel verschillende plekken om een opleiding te doen die op al die plekken vrijwel hetzelfde is: de opleiding om op het hoogste niveau Maritiem Officier te worden.

Over belangstelling voor de opleiding Maritiem Officier hebben de scholen al een paar jaar niet te klagen. Marcel Krijnen, adjunct-directeur van het Maritiem Instituut Willem Barentsz (MIWB): “Drie jaar geleden hebben we echt een sprong gemaakt van rond de tachtig eerstejaars naar 120, nu is dit wat gestabiliseerd. Maar voor komend schooljaar verwachten we toch wel weer 110 eerstejaars.”

‘Die student gaat misschien niet bij jouw rederij werken, maar het is in het belang van de hele maritieme wereld dat er voldoende stageplaatsen zijn’

Peter Harts, opleidingscoördinator van de opleiding in Vlissingen: “Vorig jaar hadden we 92 eerstejaars, dat was echt een record. Nu zitten we daar iets onder.” Ook Amsterdam telde groei de laatste jaren, naar ruim zeventig. Komend schooljaar verwacht Henny Krul, opleidingsmanager van de Hogere Zeevaartschool, er ietsje minder: zo rond de zestig.
Maarten van Ogtrop, directeur van de Rotterdam Mainport University: “We zitten nog steeds in de lift, in 2012 schreven we voor het eerst over de honderd studenten in, nu verwachten we er 120 tot 130. We hebben ook tijden gekend dat we maar zestig eerstejaars hadden, dat was in de tijd dat rederijen wegtrokken uit Nederland.”

Stageplaatsen

De groei van de afgelopen jaren heeft ook tot gevolg dat de scholen meer stageplaatsen nodig hebben (zie ook pagina 24 Succesvolle campagnes veroorzaken stageprobleem). Harts: “We hebben nu voor drie studenten nog geen stageplaats, dat komt uiteindelijk wel goed. Maar het is wel een punt van zorg. Dat hebben we gezamenlijk als opleidingen onder de aandacht gebracht. Gelukkig bieden veel reders stageplaatsen aan, maar er zijn er ook die zeggen ‘we hebben er geen belang bij’. Dan zeggen wij: ‘Die student gaat misschien niet bij jouw rederij werken, maar het is in het belang van de hele maritieme wereld dat er voldoende stageplaatsen zijn’.”

Nog steeds wordt de ‘baanzekerheid’ geroemd. Marcel Krijnen van het MIWB: “Baangarantie kan je nooit geven, maar het is wel zo dat bijna iedereen aan het werk is.” Studenten komen veel in de koopvaardij terecht, zowel bij reders als Wagenborg en Spliethoff als meer mkb-bedrijven van kapitein-eigenaars. Maar daarnaast zijn de bagger en offshore populair, onder andere omdat daar goed kan worden verdiend. Van Ogtrop: “De laatste jaren zien we dat de offshore erg is gaan trekken, ook de natte waterbouw, de bagger met de pijpenleggers, de stenenstorters. We zien dat de Nederlandse reders voor de complexere operaties graag kiezen voor Nederlandse officieren. Voor het pontje varen met containers van a naar b zijn ze ook wel geneigd buitenlandse officieren aan te trekken, zoals Russen en Indonesiërs.”

Minoren

Wie naar de verschillen tussen de opleidingen vraagt, krijgt eerst te horen wat gelijk is. “We leiden allemaal op voor hetzelfde beroepsprofiel, dat is de leidraad voor alle vier de opleidingen”, zegt Henny Krul. “De eisen zijn gebaseerd op internationale wet- en regelgeving (de STCW-eisen) en hbo-competenties, dat maakt de bewegingsvrijheid van een opleiding behoorlijk beperkt.”

Inhoudelijke accenten zitten vooral in de minoren. Minoren zijn vakken in het vierde jaar bedoeld om te verdiepen of te verbreden. Zo wordt er op Terschelling sinds jaar en dag de minor Offshore en Dredging gegeven. Die geeft studenten die die richting op willen wat extra’s mee. In Vlissingen kun je een minor Pilotage doen. Harts: “Daarmee word je geen loods, maar je hebt wel een streepje voor als je die kant op wil.”

Ook inhoudelijke vernieuwing en onderzoek is terug te vinden in de minoren. Zo bereidt men op het MIWB een minor IJsvaart voor. Dat gebeurt in samenwerking met Aboa Mare, de zeevaartschool in Turku, Finland. Amsterdam heeft een minor Praktijkgericht onderzoek. Krul: “Daarbij worden bepaalde kerntaken bij bedrijven uitgediept, wanneer die ‘state of the art’ zijn op een relevant technologisch gebied.” Dat kunnen ook bedrijven buiten de scheepvaart zijn. Zo onderzochten studenten al werkzaamheden in de machinekamers van het AMC, het Afval Energie Bedrijf en Rijkswaterstaat.

Rotterdam bereidt onderzoek voor naar de human factors in de scheepvaart. Van Ogtrop: “Een schip heeft tegenwoordig tweeduizend verschillende sensoren, die geven allemaal iets anders aan, van de temperatuur van het koelwater tot of de waterdichte deuren gesloten zijn. Hoe zorg je ervoor dat de man die het schip bestuurt de juiste signalen eruit haalt?”

Uitwisseling tussen zeevaartscholen is beperkt. De Amsterdamse studenten doen wel eens een minor op Terschelling (vooral de offshore minor is gewild). Met Rotterdam is de uitwisseling lastiger omdat de RMU de minoren in een andere periode van de studie plant. “We hopen wel dat in de toekomst als het studieprogramma is aangepast op het nieuwe beroepsprofiel (zie kader) er meer ruimte voor komt”, zegt Van Ogtrop.

Locatie

Inhoudelijk zijn de verschillen tussen de opleidingen klein, maar er zijn wel grote verschillen in cultuur en omgeving. Studenten op Terschelling wonen op een van de mooiste plekken van Nederland, maar de enige studenten om hen heen zijn collega-studenten van het MIWB. Dat is geheel anders in wereldstad Amsterdam, waar de opleiding tussen alle technische opleidingen van de hogeschool Amsterdam huist.

“Hier gebeurt het allemaal”, zegt Van Ogtrop trots over de Rotterdamse haven. Het gebouw aan de Lloydstraat ligt pal aan de Nieuwe Maas. “Het komt wel voor dat een cruiseschip van de Holland America Line voorbij komt met een oud-student op de brug. Die komt dan op ooghoogte voorbij terwijl de hele school staat te zwaaien. Deze locatie geeft natuurlijk een geweldige binding met het beroep.”

Ook in Vlissingen is de locatie een plus, zeker als in 2017 een nieuw gebouw op de Boulevard staat. Verder roemt Harts de kleinschaligheid van de opleiding. “Je bent hier geen nummer.”

Vlamingen

Vlissingen trekt van oudsher ook Vlaamse studenten, ze maken 10 à 15 procent van het studentenaantal uit. Daarbij gaat het om twee categorieën, mbo’ers en studenten die het in Antwerpen niet gered hebben. Harts: “In België geldt er voor afgestudeerde mbo’ers een maximumtonnagegrens van 3000 ton (GT) of 3000 kW voor de schepen waar ze op mogen varen, bij ons is mbo onbegrensd. Deze Vlaamse mbo’ers komen naar Nederland voor het vervolg, omdat het Belgische onderwijssysteem geen hbo kent.” In Vlissingen komt ook elk jaar een aantal Vlaamse studenten die het in Antwerpen niet gered hebben. Harts: “Die buizen, zoals dat in Vlaanderen heet, die redden het niet met wis- en natuurkunde, want dat is daar behoorlijk pittig.”

De Hogere Zeevaartschool in Antwerpen trekt op haar beurt elk jaar zo’n vijftig Nederlanders. De Belgen kennen niet de Marof-opleiding (combinatie nautisch-technisch), zoals dat in Nederland nog het geval is (zie kader). Via de Belgische route kun je in vier jaar een academische ‘master in de nautische wetenschappen’ worden. En dat voor een fors lager collegegeld. Maar het is wel een ander soort van opleiding. Willem Bruyndonx, woordvoerder van de Hogere Zeevaartschool: “De Nederlandse opleidingen zijn eerder op de praktijk gericht, onze opleidingen hebben meer aandacht voor het academische. Ervaring leert ons dat het niveau van de wetenschappelijke vakken, bijvoorbeeld wiskunde en fysica, beduidend hoger ligt dan in Nederland.”

Partners Maritiem Nederland